“Welcome to Outer Space, asshole!” <klik>

– “Oeps… Sorry, vergissing.”

Op de tippen van mijn tenen keer ik op mijn stappen terug en sluit de deur zachtjes achter mij.

Dat. Was. Nipt.

Nog twee deuren te gaan. Op die van daarnet stond “Infinity Pool” geschreven. Kut zeg. Een levensgrote sprekende pad met een lasergun. Had ik niet zien aankomen, deze. Weinig deuren die mij tot dusver hebben gebracht waar ik op hoopte. Geen één eigenlijk.

Eerst was er de deur met daarop “It’s Morphin’ Time!”. Waarom niet? dacht ik. Kijken kan geen kwaad. Op het opschrift na was er niets speciaals op aan te merken. Een eenvoudige houten deur met een koperen deurknop. Voorzichtig opende ik ze. Wat ik aan de andere kant aantrof was… niet wat ik verwachtte, om het zachtjes uit te drukken. Om te beginnen trapte ik bijna een spuit kapot. De vloer lag bezaaid met naalden en injectiespuiten. Ik had geen schoenen aan. Dat alleen al was voldoende reden om rechtsomkeer te maken. De ellenlange witte ziekenhuisgang die zich voor mij uitstrekte werd bovendien maar schaars verlicht door half kapotte tl-buizen. Ik herken een slecht idee meteen wanneer ik haar in het gezicht staar. Al had het oranje lichtpuntje aan het einde van de gang een bedwelmend effect op mij. Heel even tuurde ik in de verte en meende een mediterende sadhu in lotushouding te kunnen ontwaren. Was het mijn verbeelding of wenkte hij mij…? BAM! De schuimbekkende zombie slash naakte heroïnejunk die plots uit het niets kwam aanstormen, was dan weer wel te verwachten in deze setting. Schrik van mijn leven, dag en bedankt.

Vervolgens was er de tweede deur: “Eternal Bliss”. Basically, een donkere kamer met een gat in de vloer. En een pijl. JUMP! stond erop. Meeh. Later, misschien. 

“Temple of Love” klonk veelbelovend en bleek inderdaad de toegang tot een soort harem te zijn. Bingo! Met broek op de enkels en vingers in de lucht strompelde ik enthousiast de arena van mijn sultanesque fantasieën binnen. Bleek die bevolkt te zijn met tientallen schaarsgeklede versies van mijn bloedeigen moeder. Die mij allen een leuke tijd wilden bezorgen, voor een pondje. “Mommy loves you long time”, kirden ze in koor. Ik wil er verder niet meer over praten.

En dan was er “Happiness”. Een deur die mij steevast leidt naar de ruimte waar ik vandaan kom. Hoe vaak ik ze ook neem, ik sta telkens terug in dezelfde gang voor dezelfde deur.

Last but not least, “Infinity Pool”, ofwel het oneindige heelal en al zijn geheimen waarvan de doorgang wordt belemmerd door een tot op de tanden gewapende reuzenkikker met een balzak zo groot als mijn hoofd. 

Nog twee deuren te gaan. En de tijd die ondertussen verder wegtikt. Geruisloos. 

Ik was beter thuis gebleven. Rustig, op mijn gemak. Ik zat daar goed. Maar ineens stond hij daar voor mij. The Living Room Voyager, noemde hij zich. 

… Schreeuwde hij mij toe. Tot op het bot verlamd van schrik staarde ik hem met wijdopengesperde ogen aan. Het was alsof de lucht uit mijn longen werd geperst en alles wat mij lief en dierbaar is nooit had bestaan. Een doodse stilte nam bezit van de ruimte, die in de tijd bevroren leek te zijn. Ik werd voor een keuze gesteld die er geen is: op ontdekking gaan, onbekende avonturen en gevaren tegemoet of hier en nu gewoon rustig blijven chillen. Ik koos vanzelfsprekend voor het laatste, dat maakte hem boos, we kregen een woordenwisseling, van het ene kwam het andere en uiteindelijk deed hij gewoon zijn zin met mij.

“Just one thing”, hoorde ik hem nog met zijn geraspte stem fluisteren. “Je moet een deur kiezen. En daar ook voor gaan. Anders blijf je voor eeuwig vastzitten in de wachtkamer. Je hebt 85 minuten. Dat is meer tijd dan de meesten krijgen.”

“Maar ik heb geen schoenen aan”, probeerde ik nog. Met een knip van zijn knokige vingers stond ik daar. Hier. In een hotelgang die mij in alles doet denken aan een scène uit “The Shining”. Geen kat te bespeuren, een roodfluwelen tapijt, zeven kamerdeuren. Alleen de grellige tweeling ontbreekt nog. “Come and play with us, Danny. Forever… and ever… and ever.” Niet chill.

Nog twee deuren te gaan. Links of rechts. “Forward” of “Rewind”. Links dan maar.

“Ik probeerde zelfs geen ei te bakken uit angst dat de schaal zou breken.”

Moi

Zalig. Een begraafplaats. En een grafsteen. De mijne, uiteraard. Origineel. Het opschrift op de zerk luidt: “Hij heeft betracht. Tevergeefs.” Dat is een leugen om bestwil, weet ik diep vanbinnen. Ik probeerde zelfs geen ei te bakken uit angst dat ik de schaal zou breken. Zo voel ik mij soms. Als een kind dat ervan droomt om een marathon te lopen maar zijn eerste pasjes niet durft te zetten in het bijzijn van zijn ouders, beschaamd dat het zal vallen. Ik wou dat ik de moed had gehad om mijn eigen leven te leiden. Mezelf te zijn, niet wat anderen van mij verwachten. De absolute nummer 1 in de Tijdloze van Spijtbetuigingen op het einde van een mensenleven. Een eenzame gedachte die de mijne zou kunnen worden.

Nog niet. Er rest mij één deur. “Rewind”. Met een beetje geluk kan ik deze nachtmerrie terugspoelen. Ik open de deur en… Compleet normaal lijkt het, een pitstop ergens onderweg, in het zoveelste busstation. Alsof mijn hele reis mij telkens opnieuw naar deze plek leidt of ik die nooit verlaten heb. Ik ben hier al geweest, ik heb dit al ervaren, het voelt vertrouwd aan maar toch is er iets mis. En dan word ik met een schok wakker en herinner ik mij dat ik samen met jou leefde in een hut in een tropisch paradijs, een halve dag of een eeuwigheid geleden. De pijn die ik voel is even plots als ondraaglijk. De herinnering aan een leven dat was, had kunnen zijn, nooit is geweest. 

Ik trek de laatste deur achter mij dicht en stap de mij inmiddels vertrouwde hotelgang terug binnen. Het gebons in mijn hoofd galmt nog na. Het voelt aan als een gesmoorde kreet in het duister, als een uitstervende gitaarrif waarvan ik weet dat ik die nooit meer zal kunnen naspelen. En die gedachte is van een troosteloze droefheid. 

Mogelijkheden. Ons leven stroomt ervan over. Een gang met een oneindig aantal deuren die we kunnen nemen. We moeten er gewoon één kiezen. Keuze is een vreemd iets. Het maakt van mij een eeuwige twijfelaar. Ik weet niet waar ik naartoe ga, dat heb ik nooit goed geweten, maar als ik het zou weten, zou ik dan nog wel gaan? Het is juist die dwangmatige behoefte die ik heb om elke keuze tot in het oneindige te wikken en te wegen die ertoe leidt dat ik mijn zetel niet uit kom. Of dat ik er niet voluit voor ga. Uit angst om iets fout te doen. Uit angst om niet goed genoeg te zijn. Uit angst om de slechte keuze te maken. Uit angst dat andere deuren definitief op slot zouden gaan. Maar als niets de juiste keuze lijkt te zijn, als elke deur een valkuil inhoudt, wat voor keuze rest mij dan eigenlijk nog? Ik ben schijnbaar vrij om mijn levenspad te kiezen, maar als ik geen keuze maak, kiest het leven voor mij. Zoveel is mij nu duidelijk. Beter een fout begaan dan te blijven stilstaan. Straks zal ik meer spijt hebben van de dingen die ik niet heb gedaan dan van wat ik wel heb gedaan. Kiezen is verliezen, zeggen ze. Maar wat heb ik eigenlijk te verliezen? 

“Wat doet een smeulend vuur oplaaien of definitief uitdoven?

Hartstocht.”

Hartstocht. Dát heb ik te verliezen. Wat voor een zot ben ik als ik al mijn dromen en idealen opgeef voor de veilige geborgenheid van mijn zitkamer? Voor de middelmatige gematigdheid van tevredenheid. Voor een eeuwigheid in een hotelgang. Genoeg getalmd. Ik ben hier nu, dat kan ik niet meer veranderen. Nog maar drie minuten te gaan…

“Infinity Pool” it is.

Mijn handpalmen zijn bezweet. Ik kraak mijn nek, sluit mijn ogen, adem nog een paar keer diep in en uit… en stamp de deur open. Die van de weerbots meteen weer dichtvalt. Bijna zakt de moed mij terug in de schoenen. Je hebt geen schoenen aan. Juist. Dan maar op de ouderwetse manier. Ik grijp de knop vast, open de deur en stap naar binnen.

“Welcome to Outer Space, asshole!” <klik>

“Yippee-ki-yay motherfucker.”


(Visited 253 times, 1 visits today)

Leave A Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *